Uitspraak 17.006

Geschilnummer: 17.006 

Partijen:

A, verder te noemen “Klaagster”,

tegen

B, vertegenwoordigd door C, verder te noemen “de Zorginstelling” of “Aangeklaagde”.

 

  1. Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschilleninstantie Zorggeschil (verder te noemen: de Geschilleninstantie) te laten beslechten.

 

Op de behandeling van het geschil is het Reglement Geschilleninstantie Zorggeschil van toepassing. Namens de Geschilleninstantie hebben aan de behandeling van het geschil deelgenomen:

(…)

hierna gezamenlijk ook te noemen “de Commissie”. De Commissie is bijgestaan door de ambtelijk secretaris.

 

De Commissie heeft kennisgenomen van de door Partijen overgelegde stukken.

 

Een geplande hoorzitting op 20 februari 2018 te Deventer is, op verzoek van Klaagster niet doorgegaan. Op haar verzoek is de hoorzitting verzet naar een andere datum, in de middag en dichter bij haar woonplaats.

Een geplande hoorzitting op 3 april 2018 te Arnhem is in verband met niet verschijnen van Klaagster niet doorgegaan. Een verzoek van Klaagster om de hoorzitting met 6 maanden uit te stellen heeft de Commissie afgewezen. Klaagster heeft vervolgens op 5 april 2018 de Commissie gewraakt.

Conform artikel 16 van het Reglement is het wrakingsverzoek behandeld. In haar uitspraak van 23 april 2018 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek afgewezen.

 

Verloop van de procedure

26 juli 2017                             klacht ontvangen,

juli – oktober 2017                 onderzoek Commissie naar ontvankelijkheid, Klaagster voorziet Commissie van nieuwe informatie,

19 oktober 2017                     geschil ontvankelijk verklaard, start behandeling geschil,

2 november 2017                   aanvullende stukken van Klaagster ontvangen,

9 november 2017                   stukken aan Aangeklaagde voor reactie,

21 november 2017                 reactie van Aangeklaagde ontvangen,

8 januari 2018                        overleg Commissie over geschil, besluit tot hoorzitting,

12 februari 2018                     uitstel van hoorzitting d.d. 20 februari op verzoek Klaagster,

3 april 2018                            hoorzitting te Arnhem niet doorgegaan omdat Klaagster niet kon verschijnen. Klaagster heeft om uitstel verzocht.

4 april 2018                            verzoek om uitstel is afgewezen. Klaagster heeft een wrakingsverzoek jegens de Commissie ingediend.

23 april 2018                          wrakingsverzoek afgewezen

 

 

  1. Onderwerp van het geschil

Aanleiding

Aangeklaagde is een instelling met expertise over ernstig probleemgedrag. Klaagster heeft een advies gevraagd voor zichzelf. Klaagster verkeerde, zo stelt zij, in een ernstige situatie maar Aangeklaagde heeft haar daarin onvoldoende geholpen.

Klaagster heeft een klacht ingediend bij Aangeklaagde. Zij is niet tevreden over de behandeling van de klacht en het oordeel van Aangeklaagde.

 

Klaagster heeft haar klacht, uitgebreid gemotiveerd, ingediend bij de Geschilleninstantie Zorggeschil.

 

 

  1. Standpunt Klaagster

De aan de Geschilleninstantie voorgelegde klacht bestaat – kort samengevat – uit de navolgende klachtonderdelen:

  1. Klaagster is van mening dat het te lang heeft geduurd dat het door Klaagster aangevraagde advies is uitgebracht door Aangeklaagde;
  2. Klaagster is het niet eens met de inhoud van het advies van Aangeklaagde;
  3. Klaagster is van mening dat de procedure van klachtbehandeling door B te lang heeft geduurd;
  4. Klaagster is van mening dat B haar klachten niet voldoende serieus heeft genomen.

 

  1. Standpunt Aangeklaagde

Onderstaand zijn de standpunten van Aangeklaagde, voor zover relevant voor de beoordeling, kort samengevat weergegeven.

 

Algemeen

Aangeklaagde geeft aan de klacht van Klaagster, zoals voorgelegd aan de Geschilleninstantie niet goed te kunnen bevatten. Aangeklaagde geeft daarbij aan dat dit ook speelde bij de klachtenfunctionaris.

 

Aangeklaagde stelt zich te realiseren dat met de uitspraak van haar over de klacht geen bevredigende oplossing is gevonden. Dat betreurt zij. Volgens Aangeklaagde is dat ook het probleem waar het om draait. Aangeklaagde kan de problemen van Klaagster niet oplossen. Dat is niet haar rol en daarvoor is zij ook niet toegerust.

 

Klachtonderdelen 1, 2, 3 en 4

Aangeklaagde verweert zich niet expliciet tegen een klachtenonderdeel, maar verwijst naar de uitspraak van de klachtenfunctionaris van 17 juli 2017 en haar brief van 2 augustus 2017.

 

 

  1. Beoordeling van het geschil

Algemeen

De Commissie heeft moeten constateren dat zij er niet goed in slaagt om uit de door Klaagster opgestelde schriftelijke stukken (klacht en diverse email berichten)  een goed beeld te krijgen van de inhoud van de klacht. Dit ondanksdat de Commissie zich hiervoor heeft ingespannen. Zo heeft de ambtelijk secretaris vele e-mails gestuurd aan Klaagster en gesprekken met haar gevoerd. De Commissie had gehoopt om meer duidelijkheid te kunnen verkrijgen in een hoorzitting, doch deze heeft uiteindelijk niet kunnen plaatsvinden. Dit heeft met name gevolgen voor de beoordeling van klachtonderdelen 1 en 2.

 

Klachtonderdeel 1(duur van adviestraject)

Dit onderdeel van de klacht is tevens behandeld in de klachtenprocedure bij Aangeklaagde.

In de uitspraak van de Klachtenfunctionaris van 17 juli 2017 wordt onder punt 1 (pagina 3) nader ingegaan op dit onderdeel van de klacht.

Aangeklaagde erkent dat het advies langer op zich heeft laten wachten dan gebruikelijk en wenselijk is. Tegelijk geeft zij een goed onderbouwde verklaring voor de duur van het adviestraject, waaronder de tijd die het heeft gekost om de aanvraag compleet te krijgen. Aangeklaagde stelt dat de periode van het in bezit hebben van de complete aanvraag tot het uitbrengen van het advies niet uitzonderlijk lang is.

 

Nu Klaagster aan de Commissie niet duidelijk heeft kunnen maken op welke onderdelen zij het met bovengenoemde visie van Aangeklaagde niet eens is, zal de Commissie hierover een eigen oordeel moeten geven op basis van de stukken. De Commissie acht de uitleg van Aangeklaagde niet onredelijk. Er zijn de Commissie verder geen feiten of omstandigheden bekend, op grond waarvan zij tot een oordeel zou kunnen komen dat het adviestraject te lang heeft geduurd.

 

De Commissie is van oordeel dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.

 

Klachtonderdeel 2 (inhoud advies)

De Commissie heeft Klaagster gevraagd of zij nog klachten heeft over de inhoud van het advies van Aangeklaagde. Klaagster geeft in haar reactie per email van 15 januari jl. aan dat zij wel degelijk klachten heeft over de inhoud en dat dit zou blijken uit de klachtbrief en de daaropvolgende correspondentie met de Commissie.

 

De Commissie had gehoopt om meer duidelijkheid te kunnen verkrijgen in een hoorzitting, doch deze heeft uiteindelijk niet kunnen plaatsvinden. Uit de klachtbrief en nagezonden berichten heeft de Commissie onvoldoende duidelijk kunnen krijgen waarom Klaagster het niet eens is met de inhoud van het advies. Nu Klaagster dit aan de Commissie niet duidelijk heeft kunnen maken, zal de Commissie hierover een eigen oordeel moeten geven op basis van de stukken.

 

In de uitspraak van de Klachtenfunctionaris van 17 juli 2017 (pagina 7, 3-de alinea) stelt de klachtenfunctionaris: “De klacht over de inhoud van het advies van B is niet gemotiveerd noch duidelijk geworden, ook niet na gesprekken en berichtenuitwisseling van de klachtenfunctionaris met Klaagster.”

 

Klaagster heeft dit klachtonderdeel (haar bezwaren tegen de inhoud van het advies) onvoldoende kunnen onderbouwen en de Commissie zijn ook verder geen feiten of omstandigheden bekend, op grond waarvan zij tot een oordeel zou kunnen komen dat de inhoud van het advies niet juist zou zijn.

 

De Commissie is van oordeel dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.

 

Klachtonderdeel 3 (duur klachtenprocedure)

Op grond van artikel 13 van de Wkkgz dient iedere zorgaanbieder te beschikken over een klachtenregeling , die voldoet aan de daaraan Wkkgz gestelde eisen. Dit geldt ook voor Aangeklaagde, althans voor zover het zorg betreft die is verleend aan Klaagster.

 

Ingevolge artikel 17 Wkkgz dient de zorgaanbieder zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 6 weken na ontvangst van de klacht een schriftelijk oordeel te geven over de klacht.

Dit kan met 4 weken worden verlengd indien dat nodig is voor het onderzoek van de klacht, doch dit dient dan voor afloop van de periode van 6 weken te zijn aangekondigd.

 

De klacht is door Klaagster formeel bij Aangeklaagde ingediend op vrijdag 23 juni 2017.

Aangeklaagde heeft op woensdag 2 augustus 2017 een schriftelijk oordeel uitgesproken.

De klachtenprocedure heeft dan ook niet langer geduurd dan in de Wkkgz is voorgeschreven.

 

De Commissie is van oordeel dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.

 

Klachtonderdeel 4 (niet serieus nemen van de klachten)

De Commissie is van mening dat het serieus nemen van klachten tevens betekent dat de wettelijk voorgeschreven klachtenprocedure moet worden gevolgd.

 

Ofschoon de Commissie inziet dat Aangeklaagde zich heeft ingespannen om de zorgen en bezwaren van Klaagster weg te nemen en serieus te nemen, heeft de Commissie moeten constateren dat de Klachtenregeling van Aangeklaagde niet op alle onderdelen voldoet aan de Wkkgz. Dit betreft in het bijzonder de rol van de klachtenfunctionaris.

 

De Commissie heeft de klachtenregeling van Aangeklaagde doorgenomen en merkt op dat daarin de rol van de klachtenfunctionaris 2-ledig is:

  • Uit de klachtenregeling blijkt dat de klacht moet worden ingediend bij de klachtenfunctionaris, die de klacht vervolgens in behandeling neemt. De klachtenfunctionaris verricht het onderzoek en spreekt uiteindelijk een oordeel uit.
  • In artikel 5 lid 3 staat dat de klachtenfunctionaris de klager op diens verzoek bijstaat met advies over het indienen van een klacht, het helpen met het formuleren van een klacht en het onderzoeken om tot een oplossing van de klacht te komen.

(Dit zijn overigens de enige drie taken die in de Wkkgz aan de Klachtenfunctionaris zijn toebedeeld.)

Deze beide rollen zijn niet goed te verenigen. Hoe kan een persoon die de klager moet adviseren en bijstaan, tevens degene zijn die uiteindelijk een oordeel geeft over de klacht?

Deze dubbelrol komt een zorgvuldige procedure niet ten goede.

 

Daarbij staat deze dubbelrol van de klachtenfunctionaris op gespannen voet met artikel 23 Wkkgz, waarin aan alle betrokkenen bij de behandeling van klachten en geschillen een geheimhoudingsplicht is opgelegd ter zake gegevens waarvan hij/zij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden.

 

Nu de klachtenregeling op belangrijke onderdelen niet voldoet aan de daaraan in de Wkkgz gestelde eisen en deze procedure bij de behandeling van de klachten is gevolgd, moet de Commissie alleen om die reden constateren dat Aangeklaagde de klachten van Klaagster niet voldoende serieus heeft genomen.

 

De Commissie is van oordeel dat dit onderdeel van de klacht gegrond is.

 

 

  1. Beslissing

De Geschilleninstantie Zorggeschil acht klachtonderdeel 1, 2 en 3 ongegrond en klachtonderdeel 4 gegrond.

 

Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard, dient Aangeklaagde overeenkomstig artikel 13 lid 5 van het Reglement het door Klaagster aan de Geschilleninstantie betaalde klachtengeld te vergoeden.

 

De Geschilleninstantie Zorggeschil veroordeelt Aangeklaagde tot betaling van het klachtengeld ad € 50 aan Klaagster, te betalen binnen 7 dagen na de datum van deze uitspraak.

 

Deze uitspraak heeft de kracht van een bindend advies.

 

Geschilleninstantie Zorggeschil

Bussum, 4 mei 2018

 

De Voorzitter

de heer mr W.H. Morselt

Download PDF: Uitspraak 17.006